De rol van motivatie bij arbeidsongeschiktheid - AG Employee Benefits
Charlotte Vanovenberghe ontwikkelde motivationele counseling bij arbeidsongeschiktheid.

Gepubliceerd op 28/04/2021

DELEN

Sneller terug aan het werk na motivationele counseling?

Doet de term in de titel niet meteen een belletje rinkelen? Geen zorgen, Charlotte Vanovenberghe vertelt u er u graag meer over. In haar doctoraatsonderzoek toonde ze aan dat de motivatie van een persoon bij arbeidsongeschiktheid een belangrijke rol speelt. Ze ontwikkelde de ‘motivationele counseling’-therapie om mensen sneller en duurzaam terug aan het werk te helpen. Samen met o.a. de KU Leuven en de Christelijke Mutualiteit zet AG nu zijn schouders onder het verder onderzoeken en hopelijk in de toekomst uitrollen van deze therapie.

Charlotte, hoe kwam je op het idee voor je doctoraatsonderzoek?

Als psychologe werkte ik aan het begin van mijn carrière rond arbeidsongeschiktheid. Dat was toen nog vrij nieuw. Een onderzoek naar motivatie was toen vooral een inschatting door de arts of een patiënt al dan niet gemotiveerd was om te werken.


Er was dus nood aan meer onderzoek?

Er was en is nood aan een meer wetenschappelijk onderbouwd kader om te onderzoeken of motivatie een impact heeft op de duur van arbeidsongeschiktheid. En, als die er is, of we er dan ook een invloed op kunnen uitoefenen.

Met dat idee ben ik mijn doctoraatsonderzoek aan de KU Leuven gestart en heb ik met de steun van mijn werkgever CM partners gezocht voor een wetenschappelijk onderzoek. Uiteindelijk bevroegen we 336 mensen die op dat moment al minstens 3 maanden arbeidsongeschikt waren.


Kan je ons eerst iets meer vertellen over de motivatie van mensen, en de verschillende vormen?

Mensen verschillen in de kwaliteit van hun motivatie. Grosso modo zijn er 3 verschillende types motivatie te onderscheiden, die je makkelijk naar een werkcontext kan vertalen. Een eerste, kleine groep mensen – 5 à 10% – is gewoon niet gemotiveerd. Een tweede, grote groep, heeft een 'autonome motivatie'. Zij doen een bepaalde job omdat ze het graag doen, omdat ze het zinvol vinden of omdat ze zichzelf zo kunnen ontplooien. Een derde, ook grote groep, heeft een 'gecontroleerde motivatie'. Zij worden gemotiveerd door minder goede redenen. Ze werken bijvoorbeeld louter voor het geld of voor prestige, of doen een bepaalde studie of job om hun ouders fier te maken. Hier zit altijd een zekere druk achter, en dat zien we jammer genoeg ook in de impact op hun levenskwaliteit en mentale welzijn. Deze groep rapporteert meer depressieve kenmerken, minder jobtevredenheid en meer verloop.

Vaak hebben mensen een 'gecombineerde motivatie', met een hoge autonome en een lage gecontroleerde motivatie, of omgekeerd. Een hoge – of lage – motivatie voor beide kan ook.


Kunnen we deze motivaties ook doortrekken naar de motivatie om terug aan het werk te gaan?

We zien dat het in hoge mate aanwezig zijn van die gecontroleerde, slechte motivatie, niet alleen nefast is voor de levenskwaliteit. Wie arbeidsongeschikt is, rapporteert in verhouding tot de gemiddelde populatie ook meer gecontroleerde motivatie. En dat heeft een negatieve invloed op de eigen voorspelling om snel terug aan het werk te gaan.

We ontdekten ook dat gecontroleerde en autonome motivatie samen kunnen voorkomen. De autonome motivatie houdt de negatieve gevolgen van een gecontroleerde motivatie echter niet tegen. Wie zijn job interessant vindt of graag doet, voorspelde dan ook een langere verwachte afwezigheid op het werk als ze dat werk ook deden vanuit een gecontroleerde motivatie.


Wat bepaalt welk type motivatie je hebt?

De mate waarin je autonoom – en dus 'goed' – gemotiveerd bent, hangt af van de bevrediging van drie psychologische basisbehoeften. De eerste is de behoefte aan autonomie, om zelfsturend te zijn. De tweede draait rond verbondenheid, een connectie hebben met mensen en collega's, de behoefte om ergens deel van uit te maken. De derde behoefte is competentie, het doen waarvan je denkt dat je er goed in bent. 

“De mate waarin je autonoom gemotiveerd bent, hangt af van de bevrediging van je behoefte naar autonomie, verbondenheid en competentie.”


Ook deze basisbehoeften kunnen we eenvoudig doortrekken naar de werkcontext. En in ons onderzoek zien we dat mensen een langere verwachte duur van arbeidsongeschiktheid rapporteren als ze die behoeften naar autonomie, competentie of verbondenheid onvoldoende ingevuld zien op het werk.

De voorspellende waarde van die frustraties rond de basisbehoeften gaan we verder onderzoeken in het tweede deel van het onderzoek. We integreerden hiervoor elementen uit de literatuur en uit de psychologie in een nieuwe vorm van begeleiden, 'motivationele counseling'.


Hoe gaat deze motivationele counseling in zijn werk?

Het is belangrijk om de rol van de werkgever aan te stippen in het vermijden van arbeidsongeschiktheid. Maar we willen de werknemer zélf ook de juiste inzichten geven om mee aan de slag te gaan en uitval op het werk te vermijden. Daarom zetten we via onze motivationele counseling in op de drie basisbehoeften, met een heel individuele aanpak. 

Charlotte Vanovenberghe

Voor autonomie kan je bijvoorbeeld kijken of iemand voldoende autonomie vindt op het werk, en taken kan doen die hij zelf belangrijk vindt. Is het nodig om een strak schema te volgen, of presteer je beter als je zelf wat flexibiliteit kan inpassen?

Voor de behoefte naar verbondenheid kijken we naar de werksfeer. Hoe is het contact met de leidinggevende? Voel je je goed bij de bedrijfscultuur? Wordt er gepest door collega's.​


Bij het competentiegevoel stellen we in de eerste plaats vragen als: Zit je op de juiste plaats? Doe je waar je goed in bent, waarvoor je opgeleid bent? Voor wie nooit de kans kreeg om te studeren, kijken we of er een mismatch is tussen de eigen capaciteiten en wat die persoon graag doet. En onderzoeken we of ze die kans om te studeren wél moeten krijgen.

Hoe we die patiënten gaan benaderen, is ook heel belangrijk. We hebben soms de neiging om patiënten nog altijd te zien als passieve mensen, en hen te zeggen wat ze moeten doen. Ik denk dat de kunst vooral is om mensen zélf zin te geven om iets te gaan doen. Om jezelf niet te zien als expert en de andere als ontvanger, maar om een co-expertrelatie te zoeken. Om een autonome motivatie te creëren in plaats van een gecontroleerde.

En dat gaat verder dan de werkcontext. Te veel mensen gaan ervan uit dat ze bij de adviserende arts alleen moeten zijn voor een verlenging van hun arbeidsongeschiktheid en uitkering. Terwijl we veel méér kunnen doen dan dat. Het moet voor patiënt en arts het hoofddoel zijn om een zo goed mogelijke levenskwaliteit na te streven. En met de neuzen in dezelfde richting op zoek te gaan naar een duurzame oplossing.


Kan motivationele counseling leiden tot een snellere werkhervatting?

We zijn nog heel voorzichtig, maar in deze kleine pilootstudie zien we wel een verschil in hoe snel mensen terug aan het werk gaan. En uit het kwalitatieve onderzoek achteraf bleek dat de patiënten de gesprekken als positief hebben ervaren en bijvoorbeeld sneller de stap zetten naar hulpverlening. Of dat ze al contact hebben opgenomen met de werkgever, waar ze dat anders minder snel zouden doen. Dit betekent dat we de motivatie om terug aan het werk te gaan zouden kunnen sturen en ondersteunen.


“In onze pilootstudie zien we een verschil in hoe snel mensen terug aan het werk gaan.” ​ 

Dat willen we nu, met de steun van de KU Leuven en partners zoals AG, verder onderzoeken met ons onderzoeksteam. We willen kijken of deze manier van consulting ook werkt op lange termijn en op grote schaal. En dat zowel voor de privéverzekeraars als voor de ziekenfondsen. Wij geloven alvast van wel.


Hoe pakken jullie dat vervolgonderzoek aan?

Tot nu toe werd de counseling enkel door mezelf gegeven, in samenwerking met mijn werkgever. Maar het is de bedoeling dat we dit verder uitrollen.

Momenteel kijken we welke artsen, paramedici of psychologen geïnteresseerd zijn om een vorming te volgen om die studie op te zetten. De coronasituatie maakt dit natuurlijk niet eenvoudig. Nadien volgt dan het uitgebreid testen en analyseren. Hebben de mensen die we trainen de juiste vaardigheden opgebouwd? Hoe hebben de patiënten de counseling ervaren? Zien we een effect na een maand, na zes maanden, na een jaar?

Alles moet uitgebreid getest worden. Want het is één ding om mensen snel terug aan het werk te krijgen, het is ook de bedoeling dat ze duurzaam aan het werk blíjven. En dat gaat alleen lukken als ze daar zelf zin in hebben.


Zijn er mensen die niet gemotiveerd kunnen worden?

Ik denk van wel, ja. Als er geen zaadje is om te groeien, is het verloren energie. Er zijn ook weinig middelen, voor artsen maar ook voor verzekeraars, om daar heel veel aan te doen. En dan mikken we beter op het halveren van die grote groep van 60 à 70% met een gecontroleerde motivatie. Om hen zoveel mogelijk naar het autonome te krijgen.

Je mag van mensen ook niet het onmogelijke verwachten. Je hebt mensen die een heel zware psychische last dragen, voor wie het echt onmogelijk is om met een bepaalde druk om te gaan. Zij moeten dan wel alle hulp gekregen hebben, ook van ons, om daaruit te geraken en eventueel toch hun draai te vinden. Want we onderschatten waarschijnlijk hoe graag heel veel mensen willen meedraaien in de maatschappij en hoeveel schaamte en schuld zij voelen om op hun verzekering te moeten terugvallen. Het is belangrijk is dat we met hen daarover een open dialoog kunnen hebben.


Tot slot kunnen we ook hier niet rond de coronacrisis heen. Verwacht jij, zoals heel veel experten, dat er ons nog een explosie van uitval op het werk staat te wachten?

Ik ben hoopvol en geloof in de veerkracht van de mens. En als er al een voordeel aan corona is, dan wel dat het een gemeenschappelijk goed is. Natuurlijk zijn er mensen die de impact meer voelen, maar de maatregelen gelden voor iedereen. Het is niet zo dat een paar mensen het slachtoffer zijn en al de rest gewoon vrolijk door kan met hun leven.

Ik zie nog geen doemscenario's. Uiteraard zal er een impact zijn, en zijn er mensen die het heel zwaar hebben. Maar ik denk dat er ook een groep zal zijn die beter uit de crisis gaat uitkomen. Mensen die dankzij corona hun relatie gered hebben, een betere band met de kinderen konden opbouwen of meer rust vonden en konden 'unpluggen' dankzij het thuiswerken. Voor de volledige bevolking zal het daarom misschien wel break-even zijn. Wat natuurlijk niet betekent dat we geen zorg moeten dragen voor iedereen die getroffen werd door de gevolgen van de coronacrisis.


Wie is Charlotte Vanovenberghe?​

  • ​Klinisch psycholoog, gespecialiseerd in gezondheidspsychologie
  • Mental health expert en Organizational consultant bij Christelijke Mutualiteit (CM)
  • Doctoraatsonderzoeker aan de faculteit (Bio)medische wetenschappen van KU Leuven
  • LinkedIn


We zijn verheugd om het onderzoek van Charlotte Vanovenberghe en haar collega-onderzoekers te ondersteunen. Arbeidsongeschiktheid en een duurzame terugkeer naar het werk is een thema dat AG Employee Benefits nauw aan het hart ligt. Ontdek daarom ook: