Gepubliceerd op 10/08/2018
DELEN
Vrij aanvullend pensioen voor werknemers (VAPW)
Het voorontwerp van wet wil alle loontrekkenden de kans geven om een VAPW af te sluiten op voorwaarde dat de limiet van 3 % van een referentieloon wordt toegepast(1). En dat na aftrek van de aanvullende pensioenrechten die de werknemer al heeft opgebouwd tijdens de referentieperiode.
Om de jaarlijkse maximumbijdrage te berekenen, moeten werknemers zich dus baseren op hun referentieloon en op de opbouw van hun aanvullende pensioenrechten.
Omdat werknemers hun pensioenreserves op 1 januari van een jaar pas kennen op het einde van dat jaar, komt de referentieperiode overeen met het jaar n-2 (ten opzichte van jaar n van de opbouw), zowel voor de aanvullende pensioenrechten als voor het loon.
Wat doet de werknemer?
Werknemers bepalen zelf de bijdrage binnen de wettelijke grenzen. Ze kiezen ook zelf de pensioeninstelling en het aanvullend pensioenproduct uit de aangeboden mogelijkheden.
Wat doet de werkgever?
De werkgever houdt de bijdrage af van het nettoloon van de werknemer en stort ze in een VAPW-overeenkomst afgesloten tussen de werknemer en een pensioeninstelling.
Onbeantwoorde vragen
Tot nu toe is er slechts een persbericht verschenen met enkele wetsbepalingen. De info is beperkt en er rijzen dan ook heel wat vragen:
- Hoe kunnen werknemers hun maximumbijdrage berekenen?
- Beperkt de administratie van de werkgever zich uitsluitend tot het afhouden van de bijdrage van het nettoloon?
- Wat met de fiscale behandeling? En de 80 %-regel?
Het is de bedoeling om de administratieve rompslomp voor de werkgever te beperken, maar toch zal deze laatste heel wat inspanningen moeten leveren om de individuele keuzes en loonafhoudingen bij te houden.
Een bijdrage van minstens 3 % in zijn eigen aanvullend pensioenplan zou een oplossing kunnen vormen.
We komen later zeker terug op dit onderwerp en houden u op de hoogte als er meer info beschikbaar is.
(1) Het percentage van 3 % kan aangepast worden via een koninklijk besluit.